Jandy Nelson
Jandy Nelson is in 1965 geboren in New York (de staat). Ze is de auteur van Ik geef je de zon, De hemel begint bij je voeten en Wanneer de wereld wankelt.
Afkloppen en klavertjes vier zoeken
Jandy woonde tot haar tiende buiten de stad. Van die tijd herinnert ze zich vooral de paarse pioenen die in hun tuin groeiden en groter waren dan zij was. ‘Altijd. Het maakte niet uit hoe groot ik werd, zij werden groter.’ Verder herinnert ze zich dat ze haar broers aanbad, veel in haar eentje in zonnige velden zat en ieder weekend naar Manhattan ging om haar vader te zien. Haar oma maakte (net als Omi in De hemel begint bij je voeten) schilderijen met alleen maar groene mensen. Door haar werd Jandy een ‘bijgelovige dwaas’. Haar oma leerde haar om af te kloppen op hout, zout te strooien, met de doden te praten – discreet, zodat je wel door kon gaan voor een volstrekt normaal lid van de samenleving – en een manier waarop je in elk veld een klavertje vier kunt vinden. In Ik geef je de zon is Jude net zo bijgelovig als Jandy.
Toen Jandy twaalf was, verhuisde ze met haar moeder naar Californië en haar hele wereld veranderde. Ze woonden bij een kloof en konden een stukje van de oceaan zien vanuit hun huis. ‘We woonden aan het einde van een continent, balanceerden op het randje. Licht stroomde uit de hemel. Ik geloofde mijn ogen niet. Het was liefde op het eerste gezicht en ik ben altijd trouw aan Californië gebleven.’
In Californië had Jandy geweldige docenten voor Engels, las ze aan een stuk door, maakte ze lasagna in een deli (net als Lenny in De hemel begint bij je voeten) en besloot dat ze dichter wilde worden, ‘een ontzettend praktisch besluit’. Haar ouders dachten dat ze daar wel overheen zou groeien, maar dat liep anders.
De allerslimste schrijfster ooit
Jandy studeerde Creative writing en Comparative literature aan Cornell University in New York. Daarna verhuisde ze voor een jaar naar Parijs om daar aan de Sorbonne Franse literatuur en literatuurtheorie te studeren. Aan Brown University haalde ze vervolgens haar master in poëzie. Jaren later behaalde Jandy een tweede master, Writing for children and young adults, aan Vermont College of Fine Arts. Ben je al onder de indruk? Jep. Wij ook. En het allerliefst zou ze nóg een studie doen: ‘Ik hou ervan om naar school te gaan of les te geven. Ik ben nu een plan aan het verzinnen om terug te gaan, om kunstgeschiedenis te studeren.’
Op dit moment woont Jandy in San Francisco. Ze is dertien jaar literair agent geweest, maar had geen idee wat zich in de kinderboekenwereld afspeelde – ze vertegenwoordigde alleen auteurs die voor volwassenen schreven – totdat ze weer ging studeren. Daarvoor had ze ook nog nooit fictie geschreven, alleen poëzie. Tijdens haar studie las ze een enorme hoeveelheid YA-boeken (veel in versvorm) en andere kinderboeken. ‘Ik was erg onder de indruk van de diversiteit aan vertelperspectieven van boeken van bijvoorbeeld Laurie Halse Anderson, Francesca Lia Block en Sharon Creech, maar ook van de experimenten met vorm en de manier waarop de verhalen verteld worden.’ Jandy besloot dat ze zou proberen een YA-boek te schrijven. ‘Ik had een idee voor een verhaal en een bepaald beeld dat ik maar niet kwijtraakte. Het beeld was van een meisje, overspoeld door verdriet, dat haar gedichten in het hele dorp achterlaat. Dat was het begin van De hemel begint bij je voeten.’
Schrijven als een kluizenaar
Jandy schreef zowel De hemel begint bij je voeten als Ik geef je de zon als een kluizenaar: helemaal alleen, helemaal opgeslorpt door het verhaal. En ze vond het geweldig. ‘Ik schreef Ik geef je de zon in een pikdonkere kamer; gordijnen dicht, en muziek keihard aan. En dat jarenlang! Het was idioot, maar tegelijkertijd ook fantastisch en ik kan het iedereen aanraden.’
Dus, weet wat je moet doen als je op dezelfde manier als Jandy wilt schrijven: ‘Het enige licht kwam van het computerscherm en dat werd een soort poort rechtstreeks het verhaal in. Ik heb echt het gevoel dat dit ervoor zorgde dat ik nog dieper het verhaal in kon gaan en de personages nog beter leerde kennen.’
Als ze niet opgesloten zat in haar kamer, deed ze behalve leuke dingen (geen zorgen) ook veel research voor Ik geef je de zon. Ze nam een beeldhouwcursus, las veel over astronomie, over kunst en kunstenaars, over tweelingen, over meteorieten. ‘Waarschijnlijk doe ik veel te veel research, maar ik vind het gewoon heel erg leuk. Eén van de dingen die ik zo fantastisch vind aan fictie schrijven is dat je je kunt verdiepen in de interesses en passies van je personages – die vaak een afspiegeling zijn van die van jezelf.’
Dingen die je nog niet wist over Jandy Nelson
- ‘Ik ben zonder twijfel de meest bange persoon in een vliegtuig. Als je me zoekt, daar ben ik: hoofd tussen mijn benen, in de crash-positie, terwijl de rest van de passagiers zijn lunch opeet.’
- ‘Mijn favoriete boeken zijn Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel Garcia Marquez, Naar de vuurtoren van Virginia Woolf, Anna Karenina van Leo Tolstoj en Their Eyes Were Watching van Zora Neale Hurston.
- ‘Ik houd van clunky hoge hakken en van clunky sieraden. En ik heb me zojuist gerealiseerd dat ik van het woord clunky houd.’
- ‘Ik ga altijd naar heel veel films achter elkaar. Gewoon, mijn bak popcorn en ik, in het donker. Ik houd er ook van om zwijmelend naar schilderijen te kijken. Of uit het raam.’
- ‘I love giraffen. Serieus, ze zijn zo wonderlijk. En ook van rivieren, en regenstormen. En als het buiten heel heet is. Ik haat spinnen – ik heb sowieso een diepgewortelde angst voor insecten.’
- ‘Ik heb een nutteloze superkracht: ik kan alles vangen dat valt, ook als ik de andere kant op kijk. Wijnglazen bijvoorbeeld. Het maakt uit eten gaan erg opwindend.’
- ‘Ik hou ervan om madly, passionately, ridiculously, out-of-my-mind, out-of-my-tree in love te zijn. (Maar misschien had je zoiets al opgemaakt uit mijn boeken.)’
- ‘Ik vind dat elke dag een wonder is.’
- ‘Een paar dichters die ik fantastisch vind: Pablo Neruda, Anne Carson, Ilya Kaminsky, John Berryman, C.D. Wright en Dr. Seuss.’